Steuren sleuren vanuit de bellyboat – Nederlandse vissen van over de 2 meter
Thomas Sintobin zegt het goed: “De gesloten tijd doet gekke dingen met mensen.” Zo ook met Thomas. Zijn sporen op het gebied van meerval vissen heeft hij al verdiend en het was tijd voor een nieuwe uitdaging. Net zo goed vissen die tot over de 2 meter groeien, de beluga steur…
Door Thomas Sintobin
In 1922 werd in de delta van de Wolga een zoetwatervis gevangen die zo zwaar was dat 10 sterke mannen hem niet konden tillen. Het betrof een Huso huso – oftewel belugasteur van, hou je vast, 1224 kilogram zwaar bij een lengte van meer dan 7 meter (klik HIER) En dat is volgens wetenschappers nog niet eens het maximale formaat dat deze prehistorisch ogende soort kan bereiken, al is er geen fotografisch bewijs van nog grotere exemplaren. De kans dat het ooit nog zover komt is niet zo groot. Deze giganten worden namelijk met uitsterven bedreigd omdat hun eitjes als een delicatesse worden beschouwd: kaviaar…
Kaviaar van gekweekte beluga’s kost een vermogen – 250 euro voor 50 gram – en het schijnt eveneens extreem lekker te zijn: “Er vindt een smaakexplosie in de mond plaats, wanneer u de Beluga kaviaar tot u neemt. Met smaaktinten zoals het zoute van zilt, een beetje room en een hint van noten, zal de Beluga kaviaar ervoor zorgen dat u nooit meer een ander soort van kaviaar wilt proberen,” aldus de website van een handelaar. Kaviaar van wilde vissen mag inmiddels niet meer worden verhandeld, maar tiert welig op de zwarte markt.
Wilde steuren brengen een groot gedeelte van hun leven in zee door, maar trekken de rivier op om te paaien. Net als zalm en zeeforel zijn ze dus bestand tegen zowel zoet als zout water en die eigenschap zorgt ervoor dat ze ook in meren kunnen gedijen.
Kweek beluga’s
Hoewel het met de wilde steur dus allesbehalve goed gaat, zijn er tegenwoordig meer gekweekte beluga’s dan ooit tevoren. Je kunt ze gewoon kopen in vijverspeciaalzaken, en eigenaren van nogal wat betaalwateren in heel Europa hebben deze tot de verbeelding sprekende oervis uitgezet om sportvissers van heinde en verre te lokken.
Hoe groot ze in vijvers en meren zullen kunnen worden, weet niemand. Sterker nog: geen van ons zal het ooit weten, want steuren kunnen belachelijk oud worden, mogelijk zelfs 150 jaar. Vermits een steur van 2 meter rond de 20 jaar oud is, betekent dat dat deze vissen nog zeker een eeuw kunnen doorgroeien en dat redden wij, mensen, nu eenmaal niet.
Een nieuwe uitdaging
De gesloten tijd voor roofvissen doet gekke dingen met mensen. Meestal breng ik een groot gedeelte van die twee maanden door met het vissen op meerval op de grote rivieren, maar dit jaar heb ik om de een of andere reden niet zo’n zin in die soort. Dat de meeste stekken waar ik tot vorig jaar nog lekker rustig mijn ding kon doen tegenwoordig echt totaal overspoeld worden door kersverse meervalvissers, speelt wel wat mee natuurlijk, want ik ben ontzettend gesteld op rust.
Daarnaast was ik gewoon ook toe aan iets anders, na al die jaren vanuit mijn bellyboat intensief op de King of Slime te hebben gejaagd (klik HIER). Op een avond kreeg ik ineens het idee dat ik wel eens een grote belugasteur zou willen vangen vanuit die drijvende sofa. Ik wist ook precies waar ik dat zou gaan proberen: een 50 hectare grote zandafgraving in Enschede, die sedert een jaar als betaalwater wordt uitgebaat. Ik weet dat heel wat lezers absoluut niets hebben met betaalwateren, maar dit water is toch enigszins anders dan andere plassen. De plas is namelijk extreem voedselrijk, mogelijk doordat er nog altijd zand wordt gewonnen en de aanwezigheid van prachtige rietkragen en ondieptes. Al lang voordat er steur, meerval, kwabaal en striped bass werd uitgezet leefde er een extreem goed natuurlijk bestand aan baars, snoekbaars en snoek.
In 2019 werd een bizar grote meerval van 227 cm gevangen op Fishing Adventure in Enschede. Zie onderstaande video.
Twee jaar geleden, voordat het officieel geopend werd, was ik er al een keertje geweest voor een reportage van de Belgische TV-zender PlattelandsTV, en toen had ik een beluga van ongeveer 165 cm kunnen vangen op een baarshengeltje en een shad. De dril duurde een eeuwigheid en we kregen de vis pas bedwongen door er met twee man bovenop te springen: het leverde een van de spannendste momenten op uit mijn vissersleventje, en er was een cameraman bij (klik HIER voor de video).
Here we go
Een telefoontje met de eigenaar van het water, Bart De Vries, later wist ik dat mijn bellyboat en ik welkom waren. Een vismaatje die net zijn eerste bellyboat had gekocht wilde wel mee en een paar dagen later gleden we geruisloos boven de geheimzinnige dieptes van de plas, gewapend met een stevige meervalhengel, een reel en een paar dozen Canadese dauwpieren.
In feite had ik dus mijn gebruikelijke meervalspullen meegenomen, erop hopend dat ze ook zouden volstaan voor deze soort. Aan de hengel twijfelde ik niet: dat is namelijk een door mijn vismaat Michel met de hand afgebouwde glasvezelhengel (met een haarlokje van mijn jongste dochter verwerkt in de wikkeling van het eerste oog) en onverwoestbaar. Maar zou mijn reel het houden, en bovenal: zou amper 130 meter lijn volstaan?
Op mijn dieptemeter zie ik al snel de nodige wolken aasvis, net in de buurt daarvan hele grote symbolen. Eentje is volgens mijn inschatting een behoorlijke meerval, maar hoewel ik de wormen precies boven zijn bek laat kronkelen verliest hij zijn zelfbeheersing niet. De andere symbolen die ik her en der zie zwemmen betreffen overduidelijk steuren. Welke soort het is, kan ik dan nog niet zeggen; er leven witte steuren, diamantsteuren, sterlets, Russische steuren en natuurlijk de beluga’s en ik zie ze voor het eerst op mijn scherm.
Eerst maar eens eentje proberen te vangen… Dat blijkt minder appeltje-eitje dan ik had gehoopt. De vissen laten namelijk niet toe dat ik er boven ga liggen: zodra ik dichter dan een drietal meter nader, draaien ze zich om of sprinten ze de diepte in. Dat verbaast me echt wel: ik kan niet geloven dat hier nu al dressuur op de transducerstralen speelt.
Ze zijn ook behoorlijk snel, maar gelukkig kan mijn Float Plus motor hen goed bijhouden. Na twee uur vruchteloze achtervolgingen op het water is de moed me zowat in de flippers gezakt. Ik besluit het anders aan te pakken en haal een ouwe meervaltruc uit de doos, ik monteer een dobber. Zodra ik een mooi symbool zie, vaar ik tot een meter of 8 er vandaan en gooi ik de op de juiste diepte afgestelde dobber erover.
Ik voel mezelf heel slim en verwacht elk ogenblik een vlammende aanbeet, maar een half uur later besef ik dat dit hem ook niet gaat worden. En dan plots zie ik weer een symbool, veel feller gekleurd dan de andere, en wonder boven wonder: hij kuiert traag rond en gaat er niet meteen vandoor als ik erboven kom. Mijn klomp lood met wormen gaat naar beneden, een metertje of twee voor zijn snuit. Ik zie hem versnellen recht naar mijn aas, mijn hart klopt in mijn keel, mijn bloed kolkt door mijn aderen en dan gebeurt waar ik al uren op zit te hopen… De hengel klapt dubbel en een zware vis sleurt lijn van mijn reel. “Mark”, roep ik, “ik heb er een!” En hij komt zo snel als hij kan mijn kant opgeflipperd (hij is nog aan het sparen voor een motor).
Mijn vreugde is van korte duur, al na een paar tellen veert de hengel weer recht. Hoe is dat in hemelsnaam mogelijk, denk ik, de vis klapte er vol op, ik sloeg keihard aan en dan toch los… Tien minuten later gebeurt hetzelfde: een klap, kort contact met de vis en dan is het al voorbij…
Mijn montage is mijn gebruikelijke meervalmontage: twee enkele haken van MadCat, een 8/0 en een 4/0, in een tandem op dezelfde onderlijn van een centimeter of 70. Zo’n steur heeft een bek als een emmer en moet zo’n dikke tros wormen toch makkelijk kunnen binnenzuigen?
Het lek boven?
‘Of zou zijn puntneus in de weg zitten,’ zo schiet het ineens door mijn hoofd… Ik knip de onderste haak af en vis verder met enkel de 8/0. Een kwartier later krijg ik weer een aanbeet. De dril lijkt op een scene uit een horrorfilm: mijn snoeihard afgestelde reelslip krijst het uit, meters lijn gutsen van de spoel, zodat ik genoodzaakt ben om mijn motor in zijn achteruit te zetten om de vis te kunnen pareren. Ik ben als de dood dat hij me spoelt!
Diep onder me zie ik een kolossaal symbool op mijn scherm, dat verwoed spartelt om zich van de haak te ontdoen. De dril lijkt een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk kan ik de vis naar de kant manoeuvreren en bij de staart grijpen. Wat een bak! Mark neemt de honneurs waar voor de foto’s van de prachtige beluga, en nadien kijken we samen als kinderen zo blij naar de weer wegzwemmende steur. “Het lijkt wel een haai,” zegt Mark, “zo met die puntige staartvin.” We vergaten hem te meten maar hij was zo rond de 180 cm gok ik. Ik puf even uit en drink een cola. Mijn dag is goed, mijn leven is goed, ik geniet.
Na een half uurtje ben ik weer aan het cruisen, op zoek naar nog meer vissen. Ze zijn duidelijk actief, want overal rond me zie ik kolken in het wateroppervlak, en zelfs een keer een half springende steur. Ik heb de montage nog wat aangepast, want bij het onthaken had ik gezien dat de 8/0 niet eens tot voorbij de weerhaak in het vlees zat. Die steuren hebben een zeer benige bek, en het zachte weefsel waarin de haak zich kan vastzetten, is niet heel dik.
Nog een aanpassing
Daarom besloot ik om een nog kleinere haak te gebruiken, een 4/0, want dan is de afstand tussen de punt van de haak en die van de weerhaak een stuk kleiner, waardoor ik denk dat een kleine haak meer vlees zal pakken en beter zal blijven zitten dan een grote. Dit heb ik niet helemaal zelf bedacht natuurlijk. De Deense roofvisspecialist Jens Bursell schrijft zeer kleine dregjes voor bij het zeeforellen om precies die reden, en onlangs heeft Mark Bentum (die al meermaals statisch vissend succes had op belugasteur) me ook al aangeraden om met kleinere haken te vissen.
Bij de eerstvolgende aanbeet blijkt de redenering te kloppen: ik voel eerst een zacht knikken van de hengeltop en dan een snoeiharde dreun. De vis heeft de wormen naar binnen gezogen en onmiddellijk daarna onraad geroken. De dril is nog brutaler dan de vorige keer. De vis is werkelijk loeisterk en overduidelijk niet gediend van onze kennismaking. Hij probeert alles wat hij in zijn mars heeft uit om mij van zich af te schudden, maar tevergeefs.
Wanneer Mark en ik hem in de oeverzone bij de staart pakken, zien we pas hoe bizar groot en dik hij is. Mark heeft een lang meetlint bij zich en we komen uit op een lengte van ongeveer 206 cm. Ik krijg het beest natuurlijk niet getild (“er is er hier ene die naar de sportschool moet,” grinnikt Mark), maar in het water poseren lukt me wel en is sowieso beter voor de vis. Ik zit op een wolk: eindelijk eens een andere zoetwatervissoort dan meerval die de tweemetergrens doorbreekt…